Bladen voor Documentatie 2015/1 (maart 2015)
Woord vooraf
Literatuur kan ons belangrijke lessen leren, zo ook romans waarvan de intrige gaat over boeken. Die oefenen logischerwijs een bijzondere aantrekkingskracht uit op mensen met ons beroep, maar kunnen hen ook stimuleren in hun werk. Umberto Eco’s De naam van de roos is één van de beroemdste voorbeelden, maar daarnaast kunnen we ook tal van andere werken citeren, zoals De droom van Scipio van Iain Pears, Samarkand van Amin Maalouf of Het saffieren boek van Gilbert Sinoué…
Dit blijven natuurlijk romans, dus de scenario’s over boeken zijn soms hartverscheurend voor mensen zoals wij (vergiftigde manuscripten, hele bibliotheken die verteerd worden door het vuur, enz.), maar vaak rijken de auteurs ook thema’s aan die uiteindelijk vrij bemoedigend zijn. Zo is er de onweerstaanbare behoefte van de mens om het cultureel patrimonium te bewaren en door te geven aan volgende generaties. Een andere keer, wanneer de plot draait om nauwelijks leesbare volumes vol abracadabra, die uiteindelijk hun geheim prijsgeven, gaat het om de overtuiging dat de vooruitgang van wetenschappelijke methodes kan leiden tot een beter begrip van de kennis uit de Oudheid.
De boodschap van deze schrijvers is ook van toepassing op de onderwerpen die steeds vaker behandeld worden in de pagina’s van Bladen voor documentatie: ze symboliseren een welbekende bijzonderheid van ons beroep, dat traditie en de wil om kennis over te brengen mengt met een voortdurende interesse voor technologieën waardoor ons vakgebied zich verder kan ontwikkelen.
Dit is nog maar eens het geval voor de artikels in dit eerste nummer van 2015: het nummer dat u gaat lezen voert ons terug in de tijd, want het schetst het parcours van een bibliothecaris die hardnekkig een cultureel patrimonium wil bewaren en het gaat trouwens in op de rol van de archieven van de steden Gent in de 19de of Leuven in de eerste helft van de 20ste eeuw. Tegelijk staat dit nummer ook stevig in het heden, met een overzicht van de intussen vertrouwde programma’s waardoor alle onderzoekers snel hun bibliografie kunnen opstellen. Het geeft ten slotte een beeld van de evoluties die zullen plaatsvinden in de bibliotheek (zoals die op sommige plaatsen al bestaat) en van de diensten die spoedig tot de gewoonten van bibliothecarissen zullen behoren. Dergelijke studieruimtes ontwikkelen meer en meer bijkomende kunde om te beantwoorden aan de vernieuwde verwachtingen van hun gebruikers.
Zoals zo vaak schommelen we tussen oude gebruiken en resoluut modern handelen. Beiden tonen het belang (en de charme) van ons beroep.
Philippe Mottet
Transition d’une bibliothèque vers un “learning centre”
Julien VAN BORM, Bibliothécaire en chef honoraire, Université d’Anvers
Bibliotheken moeten zich aanpassen aan de nieuwe realiteit met een overvloed van elektronische informatie die 24/7 beschikbaar is en met een meer gevarieerd en veeleisend cliënteel. De transformatie van bibliotheken naar leercentra is een antwoord op die nieuwe uitdagingen, maar niet het enige. Dit artikel geeft aan welke elementen belangrijk zijn voor een leercentrum: brede serviceverlening, effectief en reactief, een ruimte waar de klemtoon niet meer ligt op de collectie maar wel op de klanten en een integratie in de onderwijsprocessen en in het onderzoek althans voor de instellingen die (ook) aan onderzoek doen. Voorbeelden van de oprichting c.q. omvorming van bibliotheken naar leercentra uit de omliggende landen en realisaties of concrete plannen daartoe in België tonen aan dat leercentra een rol kunnen spelen in de herwaardering van onze wetenschappelijke bibliotheken. Zij moeten hun bestaan voortdurend bewijzen door het creëren van een meerwaarde.
André Canonne : un bibliologue oublié ?
Benoît COLLET, Bachelier en bibliothéconomie et documentation, Haute École de Namur-Liège-Luxembourg (Hénallux)
André Canonne (1937-1990), oud-directeur van het Centre de Lecture Publique de la Communauté Française, was een geëngageerd bibliothecaris. Hij verdedigde zijn beroep, maar kwam ook op voor de bewaring van documentair erfgoed, waaronder dat van het Mundaneum. Zijn strijd was er één van lange adem, maar is jammer genoeg in de vergetelheid geraakt. André Canonne was ook een bibliotheekwetenschapper, een biblioloog. Hij had de ambitie om een grote encyclopedie op te stellen die alle aspecten van documentatie, en meer bepaald van de bibliotheekwereld, zou omvatten. Dit artikel tracht op sobere wijze een beeld van zijn werk te schetsen en hem een zekere eer te bewijzen. Ten slotte zal ook het fonds André Canonne van de Haute École de Namur-Liège-Luxembourg (Hénallux) kort voorgesteld worden.
Archieven op vaste grond?
De ‘definitieve’ inventarissen van het oud archief van Gent (1896) en Leuven (1929-1938) als instrumenten van archivistische vernieuwing
Timo VAN HAVERE, Praktijkassistent, KU Leuven
In 1896 verscheen de Inventaire des archives de la ville de Gand. Catalogue méthodique général van Victor Vander Haeghen. Joseph Cuvelier gaf dan weer zijn Inventaire des archives de la ville de Louvain uit tussen 1929 en 1938, in vier delen. Allebei zijn deze werken nog in gebruik. Betekent dit dat in de ancien-régimearchieven van Gent en Leuven een ‘definitieve’ orde heerst? Dit artikel buigt zich over deze vraag. Na een problematisering van het ordebegrip en een korte geschiedenis van de stadsarchieven van Leuven en Gent in de negentiende eeuw, worden de toegangen van Cuvelier en Vander Haeghen met elkaar vergeleken. Allebei tonen ze de werking van een vernieuwende archivistiek, die internationaal vastgelegd in de Handleiding voor het ordenen en beschrijven van archieven van S. Muller Fz., J.A. Feith en R. Fruin Th.Az. uit 1898.
Les logiciels de gestion bibliographique
Emmanuel DI PRETORO, Maître assistant à la Haute École Paul-Henri Spaak – Catégorie Sociale (IESSID)